

Sinds ik eind jaren 90 ben gaan orgel spelen, werd ook de interesse voor het instrument als ‘machine’ gewekt. Misschien vanwege de nieuwsgierigheid die ik normaliter heb naar de werking van dingen, maar ook simpelweg omdat het orgel waarop ik speelde zoveel gebreken vertoonde, dat ik wel wat moest doen.
Soms waren het knijpers hangend aan een magneet die af en toe bleef hangen, of het solderen van een bypass wanneer oude bedrading was verteerd. Al doende doe je kennis op, wat later kwam daar ook het stemmen bij van de tongwerken. (trompetten en andere toeters).
Het voordeel van een brak en afgeschreven orgel als instrument van studie is dat je zonder angst durft in te grijpen, erger kan het niet worden. Door de jaren heen, en na de komst van het nieuwe orgel heb ik steeds meer ervaring opgedaan in het verhelpen van storingen in orgels. Van zwijgende pijpen, tot losgeschoten ventielen, van ingezakte doppen tot slappe veren, uiteindelijk kun je bij een orgel, zeker de oude orgels, alles logisch terugleiden. Een probleem wordt uiteindelijk altijd gevonden, en de oorzaak.
Momenteel doe ik het kleine onderhoud aan verschillende orgels, of geef de gevonden gebreken door aan de betreffende orgelbouwer. De orgels die ik regelmatig stem zijn:
Plaats | Kerk | Orgel |
Leeuwarden | Bonifatiuskerk | Adema (9 tongwerken) |
Leeuwarden | Bonifatiuskerk | Cavaillé-Coll (1 tongwerk) |
Leeuwarden | Dominicuskerk | Orgel Adema. (3 tongwerken) |
Franeker | Franciscuskerk | Orgel Adema. (2 tongwerken) |
Harlingen | Michaelkerk | Orgel Adema. (5 tongwerken) |
Berltsum | Koepelkerk | Mitterreither (2 tongwerken) |
Berltsum | Stedhûs | Boegem (2 tongwerken) |
Daarnaast stem ik op verzoek of bij gelegenheid ook bij andere orgels de tongwerken.
Het meeste werk is altijd het orgel van de Bonifatiuskerk, daar ben je zo 2 uur zoet. Vooral het 16-8-4 voets-koor trompetten van het zwelwerk kosten even tijd, maar het resultaat is overweldigend
Stemmen doe altijd met oordoppen in… zeker in de Bonifatius!
Hieronder een tekeningetje van mijn hand van een aantal type orgelpijpen en hun ‘steminrichting’
Een orgelpijp is eigenlijk als een blokfluit, maar dan zonder gaatjes, ofwel maar één toon. De wind blaast onder hoge druk door een klein spleetje en de vorm van de orgelpijp en het labium bepaalt hoe de wind rondom de pijp gaat bewegen en het corpus(het lange gedeelte bovenaan) laat trillen. Een toon tot gevolg. Orgelpijpen zijn van orgelmetaal(lood en tin) of van hout. Hoe meer lood hoe warmer de klank.
1 – Een tongwerk(linguaal): bestaat uit een stevel (waar de wind naar binnen komt), een lepel (waar een klepperend tongetje op ligt) en een beker (die de toon van het klepperende tongetje versterkt).
De stemkruk bepaalt hoe lang het bewegende tongetje mag zijn, en dus hoe hoog de toon. De lepel is hol, waardoor de lucht richting de beker kan ontsnappen. Het is vergelijkbaar met een mondharmonica of een trekzak, die werken ook met tongetjes, alleen zonder bekers. De bekers zorgen ervoor dat de toon enorm versterkt wordt. Ze klinken als een trompet, en zo worden ze vaak ook genoemd. Bekers zijn van orgelmetaal, van hout, of zelfs koper. Omdat de stemming van tongwerk vast ligt, terwijl de andere pijpen met de temperatuur mee omhoog of omlaag stemmen, (warmer geeft langere pijpen dus lagere stemming), moeten tongwerken regelmatig aangepast worden. Is het ineens 10 graden warmer in de kerk, dan is stemmen hard nodig!

2 – Een houten gedekte pijp is een vierkante pijp (3). De lucht komt binnen in een kamertje, aan de voorkant gesloten met een voorslag. De voorslag kan strakker of losser gemaakt worden. Het kamertje is bijna luchtdicht, slechts een spleetje (kernspleet) blijft open. Door deze kernspleet ontsnapt de lucht en komt op het labium terecht. Het labium is een taps scherp gemaakt stuk in de orgelpijp. De orgelpijp komt daarmee tot trilling. Is de pijp aan de bovenkant afgedekt, dan gaat de toon met een octaaf omlaag. Met een stop of dop bepaalt de stemmer de uiteindelijke lengte van de pijp, en dus de toonhoogte.
Omdat hout (en metaal)werkt willen stoppen en doppen wel eens inzakken, en daarmee de pijp ontstemmen.
4 – Een metalen orgelpijp werkt volgens hetzelfde principe als een houten orgelpijp. Soms zit er een dop op, dan klinkt ze wat doffer en dieper. Open pijpen klinken feller en harder. Met die dop kun je stemmen, en bij open pijpen zit er aan de achterkant een stemkrul (5). (idee van een ouderwets sardineblikje) Met die stemkrul maak je de pijp als het ware korter en langer, en dus stembaar.
Dit is maar een kleine sterk vereenvoudigde selectie van de soorten orgelpijpen. Op een andere pagina probeer ik wat uit te leggen over de windvoorzieningen van een orgel. Duidelijk mag zijn dat er geen enkel ander muziekinstrument zo complex is als een orgel, geen enkel instrument zo groot, zo luid, en dat zorgt ervoor dat vooral jongens soms net zo gek zijn van orgels als anderen van treinen of auto’s !